Watersnip

De watersnip heeft veel kenmerken gemeen met de zustersoorten houtsnip, poelsnip en bokje, in grootte is hij de middelste ervan. Hij is vooral te herkennen aan zijn lange snavel en de smalle gele strepen op de rug. Het bokje heeft deze strepen ook, maar breder, hetgeen daarom meer contrasterend is met de andere veren. 

Vertrouwt bij verstoring lang op zijn schutkleur, maar vliegt op tijd weg met een zigzaggend vlucht, met daarbij een kenmerkende roep.

Ook heeft de watersnip een opvallende baltsvlucht, waarbij hij in een schuine hoek omlaag duikt. Hij spreidt daarbij zijn buitenste staartpennen. Door de vibratie ontstaat een blatend geluid. Watersnippen met hun jongen (pullen) verlangen vochtig grasland met voldoende grashoogte, maar worden ook in afgeweid grasland aangetroffen. Je kunt watersnippen het hele jaar door tegenkomen in België, onze watersnippen trekken naar het zuiden, maar hun plek wordt overgenomen door de noordelijke watersnippen, deze overwinteren dan hier.