Boompieper
De boompieper (Anthus trivialis) is een kleine zangvogel uit de familie van de kwikstaarten en piepers (Motacillidae).
Lijkt veel op de Graspieper, maar iets robuuster met steviger snavel en gelere borst. De borsttekening is meer opvallend dan bij de Graspieper, de strepen zijn groter en minder talrijk. Heeft net als de Graspieper witte buitenste staartpennen.
Is vooral door de zang van de Graspieper te onderscheiden. Vanaf boom vliegt hij omhoog, om daarna dalend met gespreide vleugels (parachuutje) al piepend terug te keren naar de plek waar hij vandaan kwam (zangvlucht). Bruin gestreept verenkleed en lichte borst met strepen. Overwintert in midden Afrika ten zuiden van de Sahara, bij ons zomergast.
Houdt zich voornamelijk op in open bosgebieden, ook wel jonge naaldhout aanplant, binnenduinen, heidevelden, ook wel in gebergten tot aan de boomgrens. De combinatie van open ruimte en af en toe een boom of struik is kenmerkend.
Kan de hele dag door zingen. Op een tak gezeten laat de Boompieper zijn zang horen vaak beginnend met een snelle triller en dan een toon (klinkend als tsjiie of siea of tsja) die hij steeds langzamer zingt en soms sluit hij de zangstrofe weer af met een triller. De vogel in de opname laat maar 2-3 langzamer wordende tonen horen en is waarschijnlijk een jonge vogel.
Foerageert vooral op de grond zoekend naar levende insecten, eet in de zomer ook wel zaden.
Eind april komen eerst de mannetjes een broedterritorium bezetten door veel zangvluchten te maken. Het vrouwtje komt snel daarna en bouwt het nest. Dit is een eenvoudig kommetje van gras, vaak verscholen onder de vegetatie. De vier tot zes eieren worden in veertien dagen uitgebroed. Beide ouders voeren de kuikens die na twee weken uitvliegen.