Stadsduif
De stadsduif maakt vaak zijn nest op gebouwen en andere bouwwerken, gewoonlijk op riffen, onder dakranden of op steunbalken. De nesten worden gemaakt van gras en twijgen, maar ook van rommel zoals stukjes plastic. Het broedseizoen is tussen maart en juli, maar vele duiven kunnen het hele jaar door broeden. Deze gedomesticeerde ondersoort is ontstaan uit de rotsduif. Vroeger waren rotsduiven populaire vogels. Naast pluimvee en voor de sier, werden deze vogels ook gebruikt als postduif. Duiven hebben namelijk een goed ontwikkeld oriëntatievermogen, waarmee ze hun ‘huis’ van honderden kilometers afstand vrijwel feilloos kunnen terugvinden.
Rotsduiven die tijdens hun postduivenvlucht verdwaalden, of die uit hun duiventillen ontsnapten, zochten andere plaatsen op waar zij konden leven. De stad was een populaire plek, door de aanwezigheid van voldoende voedsel en nestelplaatsen. Hier ontwikkelden de tamme rotsduiven zich steeds verder tot de nu bekende stadsduif. Tegenwoordig komt de stadsduif veel vaker voor dan de rotsduif, die zeldzaam is geworden. De stadsduif is nu te herkennen aan een overwegend grijs verenkleed. De veren in de hals hebben een groene en paarse glans. De vleugels hebben twee donkergekleurde strepen en de staart heeft een duidelijke eindband. De basis van de snavel is wit, terwijl de snavel zelf zwart gekleurd is.