Grote stern
De grote stern (Thalasseus sandvicensis) is een kustvogel die bekend staat om zijn zwarte kap met kuif in het broedseizoen en zijn lange, dunne snavel met een gele punt. Ze zijn ongeveer even groot als een kokmeeuw en leven voornamelijk van zeevissen, zoals zandspiering, smelt en sprot.
Grote sterns zijn trekvogels die in België broeden, en gaan overwinteren aan de West-Afrikaanse kust, tot aan Zuid-Afrika toe.
Hier zijn enkele weetjes over de grote stern:
In het zomerkleed heeft de grote stern een zwarte kopkap met een opvallende kuif, een lange zwarte snavel met een gele punt en zwarte poten. De rug en bovenvleugels zijn lichtgrijs, de rest is spierwit.
Ze komen voor langs de Atlantische en Noordzeekust, de Baltische Zee, het westelijk Middellandse Zeegebied, de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. In Nederland zijn ze vooral te vinden in de Waddengebieden en de Zeeuwse wateren. Grote sterns broeden op kwelders, groene stranden en schaars begroeide eilanden, vaak in kolonies.
Ze foerageren in zoute, visrijke wateren en jagen op zeevissen van 5-15 cm lang.
Ze zijn redelijk fors, vliegen met hun snavel en kop naar beneden gericht en staan bekend om hun kenmerkende 'kirrik' geluid.
Verstoring door recreatie kan een bedreiging vormen voor hun broed- en foerageergebieden. De grote stern is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming.
In Zeebrugge is een grote kolonie grote sterns, die de grootste van Europa is geworden met meer dan 5000 paren, genaamd Sternenschiereiland, een zandvlakte die is opgespoten bij de uitbreiding van de haven, is een succesvol broedgebied geworden voor deze vogelsoort. De kolonie in Zeebrugge is de grootste van Europa en trekt vogels aan uit verschillende landen.
