De Europese strandleeuweriken broeden in Scandinavië en in het noorden van Rusland. Ze doen Nederland en België aan op doortrek naar het zuiden. Een klein aantal overwintert hier. De vogels zijn dan meestal in groepjes te zien op het strand en op de kwelders. Omdat ze tijdens de winter vooral plantenzaden eten, kun je ze ook weleens op akkers tegenkomen. Vaak vallen ze helemaal niet op als ze op de grond rondscharrelen. Als ze worden opgeschrikt vliegen ze op en laten een alarmroep horen die sprekend lijkt op de roep van de veldleeuwerik. De strandleeuwerik onderscheid je van alle andere leeuweriken aan zijn opvallende geel-zwart gekleurde gezicht.
Verder is hij wat saaier gekleed met bruin gestreepte bovendelen en een egale en licht gekleurde buik. Volwassen mannetjes hebben een zwarte band op de kop met strepen die uitmonden in 'hoorntjes'; een minder gebruikte Engelse naam is daarom 'Horned Lark'. In de winter is het kleed wat minder geaccentueerd.
De Strandleeuwerik is een bewoner van onherbergzame, boomloze rotsplateaus van Scandinavische landen en de Arctische toendra. In België zijn ze vooral in de winter te zien, tussen eind september en half april. De meerderheid verblijft dan, net als in de trektijd, in de kustgebieden. Ze zoeken daar kwelders, dijken, braakliggende terreinen en akkers met oogstresten op. In april keren ze terug naar de broedgebieden.
Dit is één van de drie zangvogels van de toendra, samen met Frater en Sneeuwgors.
Deze 3 genoemde zangvogels staan alle drie op de Rode Lijst van doortrekkende en overwinterende vogelpopulaties in België.