Met zijn grootte van 20 cm. lijkt de bosruiter op het witgatje, maar is kleiner, slanker, sierlijker en bruin in plaats van zwart. Bovendelen donkerbruin met grote witte stippen. Kop, nek en borst zijn bruin gestreept, met een duidelijke witte wenkbrauwstreep. De staart van de bosruiter is fijner gebandeerd dan die van het witgatje. Zelfs in de vlucht lijken ze ook op een witgatje, met donkere bovendelen, geen vleugelstreep en een witte stuit, maar zijn lichter gekleurd en hebben grijzige/vuilwitte ondervleugels in plaats van zwarte. De poten wat langer dan het witgatje, geel of geelgroen van kleur, de snavel is matig lang en donker met gelige basis. In hun winterkleed zijn de bovendelen overwegend grijsbruin met kleinere witte vlekken. De juveniel lijkt in nazomer sterk op een adult, maar is regelmatiger getekend en heeft kleinere en gele vlekken op bovendelen. Ze zijn meestal alleen of in kleine groepjes te vinden op modderige of moerassige plekjes. Veel minder schuw dan het witgatje, maar sneller opgewonden en veel luidruchtiger.