De kwak wordt ook wel ‘nachtreiger’ genoemd. Deze vogels leven het liefst in de buurt van water, het maakt voor hen niet uit of dat zoet of zout is. De kwakken leven in groepen. Zij bouwen hun nesten het liefst allemaal in dezelfde boom. Soms zijn er wel dertig nesten in één boom te vinden. Deze vogel heeft een gedrongen postuur en tamelijk korte poten. De lichaamslengte bedraagt 58 tot 65 cm en het gewicht 500 tot 800 gram. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De bovenkop en de rug zijn zwartgroen en de achterhals bevat enkele witte sierveren. De kruin van de volwassen vogel is glanzend zwart. De staart en vleugels hebben een grauwe tint. Het onderlichaam is wit. De jongere vogels hebben een naar verhouding sober, bruingestreept verenkleed. Kwakken staan stil aan de rand van het water of in ondiep water en wachten tot ze hun prooi in een hinderlaag lokken.
Ze kunnen vis aantrekken door hun snavel in het water te dopen en snel te laten trillen, waardoor er een verstoring in het water ontstaat die de bewegingen van de prooi van de vis nabootst.
Als ze eenmaal een prooi te pakken hebben, schudden ze snel met hun kop, net als een hond, totdat de prooi verdoofd of gedood is. Omdat ze opportunistische eters zijn, eten ze ook aas, bijna alle soorten kleine dieren, plantaardig materiaal en afval op stortplaatsen. Het vrouwtje broedt het meest, maar ook haar man zit soms op het nest. Het broeden duurt ongeveer één maand vanaf het eerste ei. De ouders maken geen onderscheid tussen hun eigen nest en kuikens en die van hun buren. Zo is het goed mogelijk dat zij op andermans nest broeden. Als het erg warm is, maken de ouders hun veren nat om de eieren te laten afkoelen. Wanneer de kuikens uit het ei kruipen, hebben zij een onopvallend bruin verenkleed. Na twee weken verlaten de vogeltjes het nest, maar zij kunnen dan nog niet goed vliegen en scharrelen rond in de buurt van het nest. Na twee maanden zijn de jongen zelfstandig, maar pas na drie jaar krijgen zij dezelfde veren als hun ouders.