De regenwulp wordt ongeveer 40 centimeter groot en is daarmee ongeveer 10 cm kleiner dan de (gewone) wulp. Een ander kenmerk is de donkere oogstreep en donkere kruinstreep. De 6 tot 9 cm lange, naar beneden gebogen snavel, is aanmerkelijk korter dan 9 tot 15 cm lange snavel van de wulp. Het verenkleed is aan de bovenzijde geelbruin met donkere vlekken, de hals en borst zijn geelbruin met donkere strepen. De onderzijde en keel hebben een witte kleur. De flanken zijn dwarsgestreept. De grijsgroene poten zijn lang. De kop is geelbruin met een lichte streep, omrand door donkere banden. De vluchtroep is ook totaal anders, een helder en hoog, snel opeenvolgend "ie ie ie ie ie ie ie". De Regenwulp broedt op toendra, heide en hoogvenen (niet in Vlaanderen). Op doortrek in Vlaanderen verkiest de soort grote weilandcomplexen in het binnenland en schorren, slikken en polderweiden aan de kust. Slaapplaatsen vormen zich vooral in heide- en schorgebieden.