De bladkoning wordt tussen de 9 en 10,5 cm lang en zit daarmee qua grootte tussen het goudhaantje en de tjiftjaf in. Hij heeft een mosgroene bovenzijde, een donkere oogstreep en een opvallende, lichtgele wenkbrauwstreep. Heeft ook twee brede, lichtgele vleugelstrepen. Het is een erg rusteloos vogeltje, die zich zeer snel en behendig beweegt door de vegetatie, waarbij ze regelmatig “bidden” om insecten te vangen. In gemengd- en loofbos, vaak halfopen, of struiken, waar veel insecten te vinden zijn. De bladkoning broedt voornamelijk in grote delen van Rusland, maar ook in delen van noordelijk Mongolië en Noordoost-China. Het is bij ons een doortrekker in zeer klein aantal, waarbij ze tijdens de najaarstrek langs de kust te vinden zijn. Waarom er zoveel bladkoningen in Noordwest-Europa verschijnen in het najaar is (nog) onbekend, daar hun overwinteringsgebied Zuidoost-Azië is. De bladkoningen die we hier treffen zijn vaak tijdens de nacht over de Noordzee getrokken, waarbij ze in de ochtend (bij het eerste land dat ze zien) de trek onderbreken. Om zelf een bladkoning te vinden moet je het geluid goed in je hoofd prenten. Het is een scherp, hoog, zuigend geluid, dat lijkt op die van de zwarte mees. Hij vliegt vaak razendsnel door de takken en van boom tot boom en is meestal te vinden in gezelschap van andere kleine zangvogels, zoals mezen, goudhaantjes en tjiftjaffen. De bladkoning kan in bosjes in de duinen zitten, vooral in vochtig loofbos en gemengd bos, zijn ze te vinden, zeker als er esdoorns en wilgen staan.