Kleine vliegenvanger
De kleine vliegenvanger (Ficedula parva ) is een kleine, elegante zangvogel die behoort tot de familie van de vliegenvangers. Hij is ongeveer 11 tot 12 centimeter groot en valt op door zijn actieve gedrag en fijne bouw. Via waarnemingen.be had ik vernomen dat deze slechts 3km van me gespot was in de Zwinbosjes, en hoopte dat deze er de volgende ochtend nog zat. Gelukkig na de zoektocht van 30 min. liet de kleine vliegenvanger zich zien, samen met een andere fotograaf konden we genieten van deze uitzonderlijke waarnemening. De kleine vliegenvanger is een trekvogel en brengt zijn zomers door in Midden- en Oost-Europa, waar hij broedt in oude loofbossen met dichte ondergroei. Hij overwintert in Zuid-Azië, vooral in India. De soort heeft zijn verspreidingsgebied de afgelopen decennia uitgebreid richting het westen. In Nederland en België was hij lange tijd slechts een zeldzame doortrekker, maar tegenwoordig broedt hij af en toe in geschikte bosgebieden, vooral op de Veluwe. Om deze dan nu 3km van je deur te kunnen fotograferen is dan ook mooi meegenomen. In het broedseizoen is het mannetje herkenbaar aan een oranje borst en keel, contrasterend met zijn grijsbruine rug en witte buik. Vrouwtjes en jonge vogels zijn minder opvallend gekleurd, met vooral grijzige en bruine tinten. De vogel beweegt vaak nerveus, knikt met zijn staart en vangt vliegende insecten vanuit een lage zitpost.
De zang van het mannetje is een kort, melodieus en fluitend liedje dat vooral in het voorjaar te horen is. De roep is een scherp “tek”-geluid, dat vaak klinkt bij onraad of tijdens de vlucht. Mannetjes zingen vaak vanaf een opvallende tak om zowel een territorium af te bakenen als een vrouwtje te lokken. De zang is niet alleen belangrijk voor de voortplanting, maar ook een handig hulpmiddel voor vogelaars om de soort op te sporen in dichtbegroeide gebieden.
In het broedseizoen maakt het vrouwtje een nest in een boomholte of nestkast, dat ze bouwt van mos, gras en haren. Ze legt meestal 4 tot 7 eieren, die ze alleen uitbroedt in ongeveer twee weken. Na het uitkomen blijven de jongen nog zo’n twee weken in het nest voordat ze uitvliegen. Beide ouders voeren de jongen insecten en zorgen intensief voor hun kuikens tot ze zelfstandig zijn.
Het dieet van de kleine vliegenvanger bestaat hoofdzakelijk uit insecten zoals muggen, vliegen en kevers. Hij jaagt door korte vluchten vanuit een zitpost (salliëren) en keert daarna meestal terug naar dezelfde tak. In de nazomer worden soms ook bessen en kleine vruchten gegeten als aanvulling op het dieet.
Hoewel de kleine vliegenvanger geen bedreigde soort is, is hij gevoelig voor veranderingen in zijn leefgebied, zoals ontbossing of intensief bosbeheer. Door klimaatverandering lijkt zijn verspreidingsgebied westwaarts op te schuiven, wat kansen biedt voor nieuwe broedpopulaties in West-Europa. Natuurgebieden met oud loofbos, rust en voldoende insecten zijn cruciaal voor het behoud van deze soort.
#NikonD500 #Tamron 150-600 G2 1600/F6.3